Nr 5
Kritiek op Hamer’s Onderzoek  


Hamer en zijn team hadden een groep van 76 homoseksuele mannen gevraagd om mee te werken. Deze mannen deden mee aan een programma voor de behandeling van AIDS. Ze beweerden allemaal minstens een homobroer te hebben en veel homoseksuele geaardheid onder hun ooms van moeders kant, maar niet onder hun ooms van vaders kant. Hamer’s team ging van de hypothese uit dat dit op de een of andere manier te zien moest zijn in een gen op het X chromosoom. En man krijgt zijn X chromosoom van een van de twee X chromosomen van zijn moeder, en zijn Y chromosoom van zijn vader. Omdat de moeders niet homoseksueel waren werd er gesuggereerd dat een van haar twee X chromosomen een homo-gen moest dragen. Zo zou dus op een algemene bevolking ongeveer de helft van de jongens het X chromosoom moeten hebben dat het homo-gen draagt en de andere helft niet. Maar in het voorbeeld van de 40 paar homoseksuele broers, had niet alleen de helft van hen (20) maar 33 van hen een X chromosoom dat een variant van het q28 gen had dat afwijkt van het normale bandpatroon. Omdat dit aantal (33) zo veel groter was dan de voorspelde 50% gingen ze ervan uit dat dit gen in ’t bijzonder de mannelijke homoseksuele geaardheid zou dragen. Echter, er waren nog 7 paar homoseksuele mannen zonder dit ”kenmerk” op het gen. Als deze uitkomst eerlijk en naar waarheid zou zijn behandeld en dus in vervolgstudies zou kunnen worden gereproduceerd, zou de conclusie nog maar beperkt zijn geweest tot het volgende: Dit speciale chromosomen patroon is noch noodzakelijk, noch toereikend om homoseksualiteit te kunnen veroorzaken. Het is niet nodig omdat 7 van de 40 homoseksuele paren dit patroon niet vertoonden. Het was ook niet toereikend omdat een vervolg onderzoek door het Hamerteam (waarbij heteroseksuele broers met dezelfde achtergrond betrokken werden) liet zien, dat sommige van deze heteroseksuele broers hetzelfde kenmerk op het q28 gen vertoonde. Een dergelijk genetisch kenmerk en verbinding is nauwelijks een acceptabele definitie van een ”homo-gen”. Maar (en nogmaals, als het onderzoek maar eerlijk was), je zou misschien ook een andere speciale familie-eigenschap kunnen vinden die met dit speciale genetische kenmerk verband houdt en die de persoon in kwestie gevoeliger maakt voor homoseksueel gedrag. Een persoon met dat speciale gen zou bijvoorbeeld een genetisch bepaalde neiging kunnen hebben tot het zoeken naar nieuwigheden of zoiets. Wie weet wat het nog allemaal zou kunnen zijn?