pre-ref 29  

 

Ref. 29:
Deze referentie (in het Engels) bevat de volledige veroordeling van voorganger Ake Green door het Zweedse hooggerechtshof. AG is de voorganger die door het lagere gerechtshof veroordeeld werd tot een gevangenisstraf voor zijn preek over seksuele immoraliteit in Zweden. Het hooggerechtshof was het eens met het lagere hof dat Green inderdaad een misdaad had gepleegd die gevangenisstraf verdiende. Het Hof moest zich er echter van vergewissen of hun strafmaat door het Europese gerechtshof over mensenrechten ondersteund zou worden. Het Europese Hof bestaat o.a. ook uit leden van andere Europese landen die nog niet zo gesodomiseerd en hedonistisch zijn als ons eigen land. In andere landen worden nog steeds de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van religie gerespecteerd. Een schuldig bevinding zou het daarom niet houden in het Europese Hof. Pastor Green moest daarom worden vrijgesproken door het Zweedse hooggerechtshof. De Zweedse wet echter – die de vrijheid van meningsuiting en van religie beperkt – is nog steeds bijzonder van kracht en wordt in ons land ook uitgevoerd. De homomafia wil niet dat dat verandert, omdat daarmee veel predikers het zwijgen opgelegd kan worden, die niet willen meemaken wat Green te verduren heeft gekregen.  

Dergelijke argumentatie van het hooggerechtshof valt overal te bespeuren in hun schriftelijke veroordeling van het geval Green. In het Nederlands staat er (gedeeltelijk):


Opm.:
De regels die volgen zijn de laatste regels van een paragraaf uit het midden van de schriftelijke veroordeling. Ze vatten de mening van het Hof samen dat Ake Green (AG genoemd in het document) inderdaad een crimineel was volgens de Zweedse wetgeving.

G heeft de bewuste uitspraken in zijn preek opzettelijk gedaan in zijn gemeente, en hij was er zich van bewust dat ze als offensief zouden worden opgepakt. In de betekenis van hoofdstuk 16, paragraaf 8 van het wetboek van strafrecht, die bij de motieven naar voren kwam, moeten de uitspraken daarom worden beschouwd als uiting van verachting voor homoseksuelen in het algemeen,

Opm.:
Maar vanwege de verschillende wetten over mensenrechten binnen de EU moest het Zweedse hooggerechtshof deze wetten in overweging nemen en de Zweedse wet aan de kant schuiven. Tegen het eind van het document schrijven ze het volgende:

Het hooggerechtshof moet nu echter overwegen of toepassing van hoofdstuk 16, paragraaf 8 van het wetboek van strafrecht in het geval van G aan de kant moet worden geschoven omdat een dergelijke toepassing in strijd zou zijn met de grondwet (zie Beslissingen van het Zweedse hooggerechtshof NJA 2000 pag. 132 en 2005 pag. 33) of met de Europese Conventie (zie Bill 1993/94:117 p. 37 f. en Committee Report 1993/94:KU24 p. 17 ff.).

Vervolg van het document:

Als het Europese Gerechtshof aangaande de Mensenrechten vaststelt of een voorgestelde beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving, beoordeelt het Hof of het overeenkomt met een dringende sociale behoefte, of het legitiem haalbaar is, en of de redenen die de nationale autoriteiten hebben opgegeven om het te rechtvaardigen,relevant waren en toereikend (het oordeel van het Hof op 26 April 1979 in de zaak Sunday Times versus United Kingdom, pag. 62, Publications Series A no. 30). Wat betreft uitdrukkingen die haat oproepen, verspreiden of rechtvaardigen, en die gebaseerd zijn op intolerantie (ook religieuze intolerantie) – haatpraat – overweegt het Hof van de Mensenrechten dat het mischien nodig is, mensen voor dergelijke uitspraken te bestraffen of zelfs voorzorgsmaatregelen te nemen tegen dergelijke uitspraken. An overall assessment must be made of the circumstances, including the contents of what was said and the context in which the statements were made, to determine if the restriction is proportional in relation to the purpose and if the reasons for it are relevant and sufficient. The nature and severity of the penalty must also be taken into consideration in this context. (See the judgment in the Gndz case, p. 40; compare also the Courts judgment of 9 June 2004 in the case Abdullah Aydin v Turkey, p. 35; application 42435/98, not published)..

Bij een algemene bepaling van de omstandigheden – volgens de praktijk van het Europese Hof van de Mensenrechten – werd het duidelijk dat er in het geval van G geen sprake was van haatpraat in de gebruikelijke zin van het woord. Dit geldt ook voor zijn uitspraken die dan nog het extreemste waren en die over seksuele abnormaliteiten gingen die hij beschreef als kankerachtige tumoren, maar die in de strekking van zijn preek niet als haatdragend of haatrechtvaardigend tegenover homoseksuelen mogen worden beschouwd. De manier waarop hij de dingen gezegd heeft kunnen niet denigrerender worden opgevat dan de woorden die daarover in de bewuste Bijbelgedeelten staan, maar ze kunnen wel worden beschouwd als verregaand, zelfs als je beseft welke boodschap hij wilde overbrengen op zijn toehoorders. Hij heeft zijn opmerkingen gemaakt in een preek voor zijn gemeente over een thema dat in de Bijbel staat. De vraag of het geloof, op grond waarvan hij zijn opmerkingen maakte, legitiem is of niet, komt niet aan de orde in deze algemene bepaling (Oordeel van het Europese Gerechtshof over de Mensenrechten van 26 september 1996, in het geval van Manoussakis en anderen in Griekenland, pag. 47).

Onder dergelijke omstandigheden is het waarschijnlijk dat het Europese Hof van de Mensenrechten, bij de bestudering van de beperkingen van Gs recht om te preken over zijn inzichten, gebaseerd op de Bijbel, en die hem een schuldig bevinding zouden opleveren, de beperking oneveredig zou vinden, die bovendien een schending zou zijn van het Europese Verdrag.

De uitgesproken minachting tegenover een nationale of etnische groep kan niet z uitgesproken zijn dat hier een werkelijk conflict tussen wetgevingen ontstaat van het Europese Gerechtshof en de Penal Code (cf. Committee Report 1993/94:KU24 p. 18 ff.).Uit wat hierboven allemaal geschreven staat, komt voort dat het nu de bedoeling is dat verklaringen van het soort van de openbare aanklager (hier in de aangepaste verklaring van de misdadige handeling) beschouwd moeten worden als het uiten van minachting, gemeten naar de inhoud. Een van de redenen om de Zweedse wetgeving aan te passen aan die van het Europese gerechtshof, was om een zekere basis te creeeren waarop de wetten van het E. Gerechtshof direct in de Zweedse gerechtshoven kunnen worden toegepast. (zie Bill 1993/94:117 pag. 33). Het hooggerechtshof heeft ook na verschillende besluiten te hebben genomen, bepaald, dat het mogelijk moet zijn af te wijken van zulke bepalingen betreffende de betekenis van een regel in de wet, die gemaakt is tijdens de voorbereiding van die wet, of als er een interpretatie van het E. Gerechtshof nodig is, zoals dat geformuleerd is door het Europese Hof voor de Mensenrechten (zie de laatste besluiten, genomen door het Zweedse hooggerechtshof NJA 2005 pag. 462; inclusief NJA 1988 pag. 572, 1991 pag. 188, 1992 pag. 532 en 2003 pag. 414). Het besluit dat genomen is impliceert dat de wettelijke verplichting ten aanzien van geagiteerdheid tegen een nationale of etnische groep mensen, in dit geval met meer terughoudendheid behandeld moet worden dan bij de voorbereiding van de wet werd aangegeven, zodat een toepassing zal worden bereikt die in overeenstemming is met het Europese Gerechtshof. Zoals al gezegd, mag er verondersteld worden dat een dergelijke toepassing, die in overeenstemming is met het E. Gerechtshof, geen schuldig bevinding in het geval van A. Green zou hebben kunnen toelaten, onder de huidige omstandigheden in de zaak.

Vanwege deze bepaling, zal de aanklacht tegen G vervallen.


For a look at the full text (in English) click here (file size: 92 k)